Als stylist Maarten Spruyt op een feestje verschijnt, wordt het een evenement. Wie is het brein achter een heleboel Nederlandse museumtentoonstellingen?
Door: Bregje Lampe | Eerder gepubliceerd op 16 december 2015 in de Volkskrant
Het minimalisme, dat heeft Maarten Spruyt (49) niet uitgevonden. Hij woont en werkt in een smal grachtenpand aan de Amstel in Amsterdam. Alle etages staan even vol. Veel planten, een paar verdwaalde Masaikrijgers, op een sokkel een oorschelp of iets wat daar op lijkt. Ook bezit hij een flinke verzameling wereldbollen. Zijn huis, zegt de stylist, is een droomfabriek en een oerwoud tegelijk. Hij bewaart bijna alles. Alleen spullen die echt niet matchen, gaan tijdelijk in de opslag.
Weggooien is taboe. Daarvoor houdt hij te veel van zijn verzamelingen. Bovendien: die achttien witte slakken die nu in de opslag staan – een residu van een tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum – zouden zomaar weer eens van pas kunnen komen. Zijn huis geeft heel goed zijn stijl weer: bij Spruyt is het altijd veel. Of het nou om een expositie, een fotoserie of een museumzaal gaat. Het zijn altijd drukke composities, waarbij je blik alle kanten op gaat.
In de Nederlandse modewereld is Spruyt een soort keurmerk. Hij is niet zo iemand die alle feestjes afloopt, dus als hij ergens is, dan moet het wel een belangrijk evenement zijn. Wat dat betreft is zijn aanwezigheid vergelijkbaar met die van Gert Jonkers (hoofdredacteur van de tijdschriften Fantastic Man en Butt), het is een kwaliteitsstempel. Als Spruyt en Jonkers er zijn, dan stelt een evenement pas echt wat voor.
‘Ik droeg meer make up dan se meisjes’
Momenteel zijn er drie tentoonstellingen te zien die door hem zijn ingericht. ‘Ode aan de Nederlandse mode’ en ‘Nederland dineert’ in het Gemeentemuseum in Den Haag en ‘Royal Showpieces II’ in paleis het Loo. Voor de stylist is het inrichten van museumzalen een logisch vervolg van zijn carrière. ‘In musea worden mooie dingen bewaard. Net zoals bij mij thuis. Ik hou van het herwaarderen van spullen met een verhaal.’
Mode vindt hij tegenwoordig niet meer zo interessant. Hij heeft niets met trends. Toch is zijn carrière daar wel mee begonnen. Op de mavo in Nijmegen was hij vanwege zijn excentrieke voorkomen een buitenbeentje. Hij droeg meer make-up dan de meisjes in de klas en combineerde op een doordeweekse schooldag gerust een opvallende batikblouse met een wijde broek voorzien van een drukke print.
Zichzelf behangen en versieren was voor Spruyt een manier om zichzelf te beschermen. Met al die spullen om zich heen – een fietsketting met twintig parelkettingen om zijn nek, een kussen met een opgezette vogel op zijn schouder – voelde hij zich minder kwetsbaar. ‘Ik had op een gegeven moment zo veel dingen op en aan dat ik in een soort cocon zat.’ Hij had de tijdgeest mee: de jaren tachtig waren uitbundig met die overdreven schoudervullingen, vleermuismouwen, gebleekte spijkerbroeken, glimmend leer, zebraprintjes en grote riemen – en dat allemaal tegelijk. Billy Idol en David Bowie waren zijn stijliconen.
‘Ik ben nooit hip geweest’
Op zijn 16de verhuisde hij naar Amsterdam. In Boxmeer was Spruyt de enige excentriek geklede homo, in Amsterdam kwam hij met gelijkgestemden in contact. Hij begon met een studie aan de Akademie Vogue, een particuliere opleiding tot modeontwerper. De afstudeerrichting styling bestond nog niet; maar het was precies wat Spruyt wilde. Als student bedacht hij elke dag een nieuwe look voor zichzelf. Als stylist zou hij dat ook voor anderen kunnen doen. Al op zijn 19de begon hij met werken in opdracht. Zijn eerste grote klus kreeg hij in 1987. Met fotograaf Thed Lenssen werd hij ingehuurd door Mexx – toen nog een populair modemerk – voor de styling van een internationale reclamecampagne. Even later hing Rupert van Woerkom, de hoofdredacteur van het blad Elegance aan de telefoon met de vraag of Spruyt een paar modeseries op locatie wilde maken.
‘Ik kreeg meteen de kans om producties van meer dan acht pagina’s te maken. De foto’s die ik destijds met fotograaf Bart van Leeuwen in Kuala Lumpur heb gemaakt, vind ik nog steeds mooi. Ze zijn gemaakt met respect voor het land en de bevolking: de modellen droegen juist geen bikini’s, maar lange gewaden en veel laagjes. Dat vind ik belangrijk. Mijn werk hoeft niet hip te zijn. Sterker nog: ik ben nooit hip geweest. Het gaat mij om sfeer en gevoel.’
Noemt hij zichzelf na veertig jaar nog steeds stylist? ‘Het is de afgelopen jaren een nogal leeg en nietszeggend begrip geworden: iedereen kan zichzelf stylist noemen. En met de jonge generatie die nu voor de modebladen werkt, heb ik niet zo veel gemeen, maar ik zou niet weten hoe ik mezelf anders moet noemen. Artdirector klinkt zo elitair. Dus ik hou het op stylist, dat vind ik prima.’
‘Ik vond de bladen steeds minder interessant’
Spruyt praat ontspannen over zijn carrière. Springt van de hak op de tak. Een geordend cv? Heeft hij niet. Nooit nodig gehad. Voor data en jaartallen moet je niet bij hem zijn. Op zijn website staat een vrij willekeurige verzameling beelden waarop hij trots is, maar zonder verdere toelichting. Gemiddeld loopt zijn site een jaar achter. ‘De meeste mensen in mijn omgeving weten niet precies wat ik doe, behalve dat ik altijd aan het werk ben.’
Natuurlijk is hem aangeraden om die site beter bij te houden. Hij heeft ook vaak de tip gekregen meer mensen in dienst te nemen, meer werk aan te nemen om zelf uit te groeien tot een bekend merk. Daaraan moet hij niet denken. ‘Voor de inrichting van musea werk ik samen met Tsur Reshef. Ik hoef geen drie assistenten in dienst zodat ik nog meer kan werken. Daarvoor heb ik niet genoeg ruimte in mijn hoofd.’
Hij heeft niet van de ene op de andere dag de bladen voor musea verruild. Dat ging geleidelijk. ‘Ik vond het werken voor tijdschriften steeds minder interessant. De kwaliteit van de Nederlandse bladen holt al jaren achteruit. Het gaat nergens over: modeseries zijn meer en meer een kwestie geworden van adverteerders pleasen. Ik heb helemaal geen trek in een hoofdredacteur die mij gaat vertellen welke merken ik wel en niet kan gebruiken. Bovendien ben ik gewoon beter als ik de vrijheid heb om zelf iets te bedenken.’
De eerste keer dat hij voor de styling van een museumtentoonstelling werd gevraagd was in 1991. Sjarel Ex, destijds directeur van het Centraal Museum in Utrecht, benaderde hem voor de inrichting van een aantal vitrines in de nieuwe kostuumzaal. Omdat de toenmalige kostuumconservator ziek was, kon de stylist doen wat hij wilde. In plaats van keuzen te maken op historische gronden liet hij – helemaal in lijn met zijn eigen stijl – zo veel mogelijk zien. ‘Dus niet: dit is de mooiste schoen en de rest blijft in het depot, maar een kast vol schoenen. Dat was gewaagd, want het was echt een nieuwe manier van presenteren.’
‘Ik hoef er niet meer zo nodig zo extreem uit te zien’
Het publiek reageerde enthousiast, de pers minder. Toch mocht Spruyt in 2003 zijn eerste grote modetentoonstelling inrichten in het Centraal Museum: ‘Woman By’. Nadat Ex was overgestapt naar Museum Boijmans Van Beunigen in Rotterdam benaderde hij de stylist opnieuw: in 2005 richtte Spruyt de tentoonstelling ‘Alles Dalí’ in voor het Boijmans. ‘Die tentoonstelling was het omslagpunt. Sjarel had sneller door dan ik dat ik zoiets kon. In de jaren daarop heb ik nog een paar keer de zalen met de vaste collectie heringericht.’
Spruyt werkt ook als stylist voor grote merken als stoffenbedrijf Vlisco en IKEA. Daarnaast doet hij klussen omdat hij ze leuk vindt. Zo was hij vorig jaar zomer verantwoordelijk voor de kostuums van de danseressen tijdens het dance-evenement Sensation White. Twee weken later verzorgde hij de aankleding van de artiesten en het barpersoneel van de Titty Twister op Lowlands. ‘Ik ben geen Sensation-type, maar ik hoor ook niet echt op Lowlands. Toch passen die twee uitersten bij mij. Ik hoor overal en nergens bij. Dat vind ik een prettige positie.’
Met zijn 2.02 meter is Spruyt is nog steeds een opvallende verschijning. Toch kleedt hij zich allang niet meer zo excentriek als vroeger. ‘Ik moet uitkijken dat ik geen karikatuur word van mezelf: ik ben bijna 50. Ik was gek op die kleine sportbroekjes uit de jaren zeventig, maar dat vind ik tijdens het sporten niet meer kunnen. Bovendien hoef ik er niet meer zo nodig heel extreem uit te zien, zeker niet sinds styling mijn werk is geworden.’
De hoogtepunten van Maarten Spruyt
1982: Verhuist op 16-jarige leeftijd naar Amsterdam en begint aan modeopleiding aan de Akademie Vogue.
1987: Eerste grote opdracht als stylist, reclamecampagne voor Mexx in samenwerking met fotograaf Thed Lenssen.
1988: Eerste styling opdracht voor modeglossy Elegance.
1990-2005: Intensieve samenwerking met fotograaf Carli Hermès, die bestond uit reclamecampagnes voor merken als Volkswagen, Rémy Martin en Swatch.
2001: Gefotografeerd door Mario Testino voor L’Uomo Vogue en loopt in de show van Comme des Garçons.
2003: Inrichting van ‘Woman by’, de eerste grote modetentoonstelling voor het Centraal Museum in Utrecht.
2005: Inrichting van ‘Alles Dalí’ in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.
2006: Inrichting van ‘Fashion NL’ in het Gemeentemuseum in Den Haag; maakt sindsdien jaarlijks een modetentoonstelling voor dat museum. 2007 Herinrichting van Collectie 1 van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.
2012: Inrichting ‘Dutch Design, Huis van Oranje’ in slot Oranienbaum in Duitsland.
2013: De eerste Vlisco-campagne in samenwerking met fotograaf Koen Hauser.
2014: Aankleding danseressen tijdens Sensation White en aankleding Titty Twister op Lowlands.
2015: Inrichting ‘Ode aan de Nederlandse Mode’, ‘Nederland Dineert’ in het Gemeentemuseum in Den Haag en ‘Royal Showpieces II’ in paleis het Loo.