Er wordt steeds meer geschreven over de achterkant van de industrie. Levert die aandacht al wat op?
Door: Bregje Lampe | Nieuwsbrief verstuurd op donderdag 10 september 2020
Een paar maanden geleden tipte ik op Instagram al een interview met Elizabeth Paton, verslaggever van The New York Times, die naam heeft gemaakt met onderzoeksjournalistiek; die redactie had vierenhalf jaar geleden al door dat mode óók bestaansrecht heeft buiten het tongue-in-cheek glamour & lifestyle hoekje.
Twee jaar terug schreef zij een artikel over Italiaanse thuisarbeiders die aan de keukentafel voor een hongerloon kleding voor luxemerken als Fendi en MaxMara in elkaar zetten. ‘Made in Italy’, maar dan zonder de ethiek en de luxe die dat label suggereert. Een eyeopener voor iedereen die in de veronderstelling was dat uitbuiting alleen in lagelonenlanden voorkomt. Ook interessant in deze context: een onderzoek van The Times naar een kledingfabriek in Leicester waaruit blijkt dat medewerkers minder dan de helft van het wettelijke minimumloon kregen.
De opmars van onderzoeksjournalistiek
Deze zomer stond ze regelmatig in de krant met onderzoeksartikelen over de achterkant van de industrie. Naar aanleiding van een rapport van Transparentem schreef ze onder meer over de mankementen in de keten. Het is niet nieuw dat de rollen in de supply chain oneerlijk verdeeld zijn en dat arbeiders daar de dupe worden. De aandacht hiervoor is wél nieuw; jarenlang ging het alleen maar over de glamour van de catwalk als het over mode ging. Dat is aan het veranderen.
De aanpak van Paton is typerend voor een nieuwe generatie modejournalisten én smaakmakers. Ze kijken verder dan de catwalk. Nog een voorbeeld: The September Issue van CNN (link), ‘a thought-provoking hub for conversations about fashion and climate crisis.’ Daarin gaat het nu eens niet over nieuwe trends, maar over de grote veranderingen van de industrie en de impact van mode op mens en milieu. Vogue Business, dat onafhankelijk opereert van de glossies, introduceerde op 2 september een betaald lidmaatschap. ‘Never has authorative, impartial and data-backed reporting mattered more,’ aldus editorial director Sarah Shannon.
In Nederland doet Emy Demkes voor de Correspondent onderzoek naar de productieketen van kleding. Onlangs werkte ze samen met het Zwitserse onderzoeksplatform Reflekt aan een reconstructie van het handelen van C&A en andere kledingbedrijven tijdens de coronapandemie in Bangladesh; een lijvig verhaal dat inzicht geeft in de machteloosheid van arbeiders diep in de keten. In België schrijft Sara Vandoorne over de misstanden in de textielindustrie. In juli bracht ze in eigen beheer een e-book uit over de impact van het coronavirus op de textielindustrie.
Na de schandalen komen de regels
Zo langzamerhand groeit het besef dat de zaken niet voor iedereen even netjes geregeld zijn. Nu komen de regels: de Europese Commissie heeft toegezegd om met wetgeving te komen op het gebied van due diligence zodat bedrijven aangesproken kunnen worden op misstanden in de keten. En terwijl het belastingklimaat voor grote bedrijven verkilt (‘Dingen gaan langzaam, man’), komt er een aparte rechtsvorm voor sociaal ondernemers en wordt in de Tweede Kamer gepleit voor reshoring.
Intussen zoekt de groene voorhoede zoekt al jaren naar alternatieve scenario’s. Ze kiezen bijvoorbeeld voor lokaal produceren. Begin dit jaar bezocht ik voor de Volkskrant een aantal lokale productie ateliers van ondernemers die ervan overtuigd zijn dat de productie van kleding anders moet en die bewust kiezen voor dichtbij. Het kán dus wel, Made in Holland.
Wat kunnen we zelf doen?
‘Om te beginnen moeten we de makers fatsoenlijk betalen,’ zegt Anne Bosman. Hij runt samen met zijn vriendin en zakelijk partner Sanne Schepers modemerk Scherpers Bosman. Ze hebben hun eigen productie atelier, op de zolderverdieping van de galerijflat in Amsterdam Geuzenveld. ‘Helaas wordt stikken voor minimumloon vaak als te duur gezien, waardoor productiebedrijven draaien op zogenaamd gratis stagiaires en subsidies,’ merkt hij op.
Ik noem dat ook wel het Omar Munie-effect, lees anders nog even dit onderzoeksverhaal van Tom Kreling en Anneke Stoffelen die voor de Volkskrant de mythe rondom de zogenaamd sociale ondernemer en tassenmaker doorprikten. Munie beweerde dat hij voormalig arbeidsongeschikten en vluchtelingen in dienst nam om tassen te maken. Uit onderzoek bleek dat hij hen niet eens fatsoenlijk betaalde.
Het is een vorm van hedendaagse slavernij die niet meer kan, net als de Italiaanse dames die aan de keukentafel zitten te stikken en alle andere arbeiders in de kledingketen die worden uitgebuit. Laten we daar wat aan doen. Ik hoop van harte dat Lidewij Edelkoort gelijk krijgt met haar voorspellingen over de opmars van een nieuw systeem waarin meer ruimte is voor de romantiek van mode en waarin stikken weer een kunstvorm wordt.