Nu aan het lezen
De roem van Ravage

De roem van Ravage

Modelogica-archief

Ontwerpduo Clemens Rameckers en Arnold van Geuns is onbekend bij het grote publiek, maar wereldberoemd onder kenners. Veertig jaar geleden vertrokken ze naar Parijs. Nu zijn ze terug, met een grote overzichtsexpositie in Museum Arnhem.

Door: Bregje Lampe | Eerder gepubliceerd op 24 mei 2017 in de Volkskrant

Het is op zijn zachtst gezegd een riant onderkomen, het kasteel van ontwerpers Clemens Rameckers (68) en Arnold van Geuns (68), bekend als het duo Ravage. De vloeroppervlakte is 1.500 vierkante meter en de tuin beslaat een paar hectare. Ze wonen in Le Chateau d’Ecrainville in Normandië. Ze zijn hier zeventien jaar geleden vanuit Parijs naartoe verhuisd om zonder al te veel afleiding te kunnen werken aan hun modeprojecten, kunstwerken en designopdrachten. In de tuin staat een oude portierswoning die ze via Airbnb verhuren – alleen aan ‘leuke mensen’, want in gedoe hebben de dandy-achtige heren geen zin.

Een bezichtiging van alleen de benedenverdieping van het kasteel neemt al gauw een halfuur in beslag. De rondleiding gaat via het metershoge marmeren trappenhuis naar de rijk gedecoreerde eetkamer, de kleinere eetkamer waar ze vaak met vrienden zitten, de Oriëntaalse rookkamer, de bibliotheek met open haard en comfortabele stoelen, de achterkamer met piano en ten slotte terug naar de grote eetkamer in het midden van het huis.

Daar staat tijdelijk een computer op een meterslange tafel. Ruim een maand voor de opening van de grote overzichtsexpositie van hun werk in Museum Arnhem leggen Rameckers en Van Geuns de laatste hand aan de vormgeving van het boek – geen catalogus, want ‘voor een catalogus zijn we te oud’ – dat bij de tentoonstelling verschijnt. Illustre Inconnu, is de titel. Treffend, want de naam Ravage zegt het grote publiek niets.

Alleskunners

Ravage is nergens specialist in: ze maken van alles. Horloges voor Swatch, stoffen en behang voor Nobilis, bed- en badgoed voor Van Dijck, meubels voor Gelderland, verlichting voor Quasar, taarten voor de Bijenkorf, shawls voor heel veel verschillende opdrachtgevers, een heleboel servies. Dat is nog maar een greep. Ze hebben ook hotels ingericht, zoals Hotel Velizy in de buurt van Parijs en Hotel Theater Figi in Zeist.

En kent u nog het rood en bruin dat de Nederlandse postbodes van 1995 tot 2006 droegen? Ook dat komt van Ravage. Net als de geel met blauwe uniformen van de NS en het rood en zwart van de medewerkers van de Stopera in Amsterdam. Rameckers: ‘We hebben bijna twintig jaar lang de uniformen van alle grote jongens gedaan. Het was voor het eerst dat zulke organisaties geld vrijmaakten voor design. Maar we zijn zeventien jaar geleden gestopt, omdat toen zodanig werd bezuinigd dat ze overal weer dezelfde polo wilden. Dat voelde als terug naar af.’

Ze maken ook drukke , barokke schilderijen en wilde tekeningen, die geregeld te zien zijn bij hun vaste galerie, Quintessens in Utrecht. En ze runnen samen met de bekende trendgoeroe Lidewij Edelkoort het trendforecastingbureau Trend Union in Parijs; daar zijn ze verantwoordelijk voor de trendboeken op het gebied van mannenmode. ‘Wij worden niet geremd door een specialisme. Sommige mensen worden daar zenuwachtig van, omdat ze ons niet kunnen plaatsen. Onze financiële adviseurs roepen ook al jaren dat het beter is om ons op één product te concentreren, dat zou meer geld opleveren. Maar dat vinden we niet leuk, dus verdienen we maar wat minder’, zegt Rameckers.

Zo divers als hun oeuvre, zo eenduidig is hun stijl. Ravage heeft een duidelijke eigen signatuur: barok. De ontwerpers houden van krullen, frutsels en tierelantijnen; het is niet snel te veel. Dat is goed te zien in de eetkamer in hun kasteel. De wanden hebben ze zelf beschilderd met natuurtaferelen, aan het plafond hangt een enorme kroonluchter, op de tafel staan kandelaars, de stoelen zijn bekleed met stoffen met een drukke print. ‘We zijn geïnspireerd door onze verhuizing naar Parijs, in 1976. Die move heeft ons op het spoor van de création gezet’, zegt Van Geuns.

Franse krullen

Rameckers: ‘Als we in Holland waren gebleven, was onze stijl waarschijnlijk heel anders geweest. Moderner en minimalistischer, denk ik. We waren zo gegrepen door de Franse krullen dat we, toen we net waren verhuisd, bijna ieder vrij moment in Versailles gingen varen. Zo maak je geen carrière in Parijs, zei onze goede vriendin Li (Edelkoort, red.) dan. Maar voor ons is de kennismaking met die decoratieve stijl heel belangrijk geweest, juist omdat-ie zo anders is dan het sobere en Bauhaus-achtige waarin wij waren geschoold.’

Ze zijn al sinds de academie een duo. Destijds hoorden ze bij de eerste ontwerpers die gingen samenwerken. Dat is zo gegroeid, zeggen ze. Ze zijn geliefden, maar praten niet graag over hun relatie. Hun privéleven doet er niet toe, vinden ze. ‘Het klikte in smaak, interesses en gevoelens. En we vinden het allebei prettig om ons achter een signatuur te kunnen verbergen. Ik zou niet graag een schilderij met mijn eigen naam ondertekenen, maar ik vind het prima als ergens heel groot Ravage op staat’, zegt Van Geuns.

Het is niet moeilijk te zien waarop de Nederlandse modeontwerpers Viktor&Rolf hun Gilbert&George-achtige imago hebben gebaseerd. Ook Rameckers en Van Geuns lijken wel één persoon in twee lichamen. Ze maken elkaars zinnen af zonder elkaar in de rede te vallen. Ze dragen min of meer dezelfde kleding en ze gaan altijd samen op de foto. Overigens wonen Viktor Horsting en Rolf Snoeren, die aan het begin van hun carrière stage hebben gelopen bij Ravage (zie kader), niet samen en hebben ze geen relatie. Verder doen ze net zo geheimzinnig over hun privéleven.

Rameckers en Van Geuns vertrokken naar Parijs op het moment dat ze naam begonnen te maken in Nederland. Ze studeerden begin jaren zeventig aan de modeafdeling van de Arnhemse kunstacademie en golden als de sterleerlingen van hoofddocent Elly Lamaker. Na hun studie kwam Rameckers terecht bij sokkenfabrikant Jansen de Wit terwijl, Van Geuns damesjurken en mantelpakjes ontwierp bij modebedrijf Van Kuijk.

Driedaagse werkweek

Ze hadden allebei een driedaagse werkweek bedongen, zodat ze zich de overige dagen bezig konden houden met hun eigen merk: Ravage, een samentrekking van hun achternamen. ‘Ik zag ook wel dat de vormgeving van een sok geen levensvervullende job was en ik wilde tijd hebben om samen met Nol aan onze eigen projecten te werken’, zegt Rameckers.

Binnen een jaar na hun afstuderen openden ze met vrienden in Arnhem een modewinkel die ze runden alsof het een galerie was. Iedere maand nodigden ze een andere designer uit en organiseerden ze een opening met alles erop en eraan. Ze verkochten er ook hun eigen modecollecties: ingetogen mode met een uitgesproken snit (weinig prints, brede schouders, oversized jassen, dat werk). Hun eigen ontwerpen verkochten zo goed dat ze hun deeltijdbanen konden opzeggen.

Maar toen warenhuis De Bijenkorf hen benaderde met de vraag of ze hun kleding ook daar wilden verkopen, zeiden ze nee. ‘We waren bang dat daarmee ons kostje gekocht was; dat we vast zouden zitten aan een sportwagen en een mooie flat en niet meer weg zouden komen. Terwijl we zo graag naar het buitenland wilden. Daarom hebben we in 1976 alles verkocht en zijn we naar Parijs vertrokken’, zegt Rameckers. Van Geuns: ‘Dat was echt emigreren, Frankrijk was toen nog een ander land. En naar het buitenland gaan was destijds niet zo vanzelfsprekend. Nu lopen studenten al tijdens hun studie stages in steden als Parijs, Londen of New York.’

‘Vooral het feit dat we ons opnieuw moesten bewijzen omdat we nog geen reputatie hadden, vonden we verfrissend’, zegt Rameckers. Eenmaal in Parijs kwamen de ontwerpers terecht bij trendbureaus als Peclers en Promostyl, waar ze meewerkten aan de trendvoorspellingen voor bekende luxemerken. Trendforecasting was big business in de jaren tachtig. Modemerken, en in hun kielzog ook autofabrikanten en andere producenten, besteedden veel geld aan de voorspellingen van trendbureaus, die bijvoorbeeld tipten welke kleuren en vormen populair zouden worden.

‘We swingen weer’

In 1985 begonnen ze samen met Lidewij Edelkoort en een aantal vrienden een eigen trendbureau: Trend Union. Edelkoort is intussen wereldberoemd geworden met haar toekomstvisies. Het blad Time rekende haar in 2003 tot de 25 invloedrijkste mensen in de mode en in 2012 kreeg ze de onderscheiding van het Prins Bernhard Cultuurfonds en was ze te gast bij het tv-programma Zomergasten. Dat bijna niemand Ravage kent, steekt de mannen niet. ‘Li is het gezicht van het bureau en doet de promotie in alle landen. Wij blijven liever een beetje op de achtergrond’, zegt Rameckers.

Van Geuns: ‘Dat heeft met karakter te maken. Als het om de hang naar bekendheid gaat, zijn wij het tegenovergestelde van ambitieus. Bekendheid komt en gaat, we zijn nuchter genoeg om daar geen waarde aan te hechten. Een carrière buiten de spotlights is net zo bevredigend, hoor. Wij hebben veel bereikt, en ook veel niet bereikt. Maar we hebben nergens spijt van, want het zijn altijd onze eigen keuzen geweest.’

De ontwerpers hechten veel waarde aan hun onafhankelijkheid. Rameckers: ‘We hadden veel groter en bekender kunnen worden met Trend Union, maar dat hebben we bewust niet gedaan. Midden jaren negentig hebben we het bureau zelfs flink verkleind, zodat we weer zelf konden fröbelen. Veel mensen vonden dat raar: het bureau ging heel goed. We werkten voor bekende luxemerken – nee, we noemen geen namen – en we hadden de gelegenheid om veel geld te verdienen.’

Van Geuns: ‘Maar juist in de periode waarin we het meeste verdienden, waren we het minst gelukkig. Terwijl de jongere medewerkers al het leuke werk deden, zat Cleem in een driedelig pak in een glazen kantoor met mogelijke investeerders te praten. Vreselijk. Sinds het bureau kleiner is en we genoeg ruimte hebben voor andere projecten, swingen we weer. Wij zijn op ons best als we de vrijheid hebben om te creëren.’

Avant-garde

Hun werk zien ze ab-so-luut niet als werk, legt Van Geuns uit. ‘Je moet ons zien als spelende kinderen. Het gaat ons niet om het finale product, maar om het creatieve parcours. Als we zin hebben om iets te maken, beginnen we gewoon.’ Rameckers: ‘Een bevriende toneelschrijver klaagde ooit dat het zo moeilijk was om zijn stukken op het toneel te krijgen. Maar dat hoeft je er niet van te weerhouden om ze te maken, vinden wij. Wij hebben nooit op financiering gewacht en altijd onszelf aan het werk gezet.’

Dat grote merken als Swatch en Nobilis hen weten te vinden, danken ze aan de inmiddels overleden Pierre Staudenmeyer, de man achter galerie Néotu. Dat was een bekende galerie in het Parijs van de jaren tachtig: Staudenmeyer heeft ook ontwerpers als Philippe Starck en Garouste et Bonetti groot gemaakt. In 1989 benaderde hij Rameckers en Van Geuns voor een expositie. Hij had via via gehoord over Ravage en stelde voor om een tentoonstelling te organiseren met onder meer porselein, meubels en schilderijen. ‘Die expositie duurde maar twee dagen, en toch hebben alle invloedrijke mensen ‘m gezien. Modeontwerper Karl Lagerfeld wilde zelfs alles opkopen’, zegt Rameckers.

‘Dat was onze doorbraak. Sindsdien hebben we voor talloze fabrikanten gewerkt, maar we hebben veel pionierswerk moeten doen. Het was lange tijd niet zo vanzelfsprekend voor fabrikanten om met designers te werken. Maar goed, wij lopen voor de massa uit’, zegt Van Geuns. Rameckers: ‘Zo zijn we altijd geweest. Eigenlijk is het heel lastig om avant-garde te zijn. Het betekent dat je werk weinig impact heeft op het grote publiek, omdat het op de een of andere manier te vroeg komt.’ Van Geuns: ‘Ik heb het ook nooit als een compliment beschouwd.’ Rameckers: ‘Maar ik zou niet anders kunnen.’

Stage bij Ravage

Meer Nederlandse productie ateliers

Kleinschalige ateliers die lokaal produceren zijn in opmars in Nederland. De mensen erachter zijn ervan overtuigd dat het produceren van kleding anders kan én moet. Zo begon econoom Ytha Kempkes twee jaar geleden de coöperatie Atelier Made Here op de Zeeburgerdijk in Amsterdam. In Arnhem runnen Sjaak Hullekes en zijn vriend Sebastiaan Kramer Studio Ryn, een productiebedrijf dat collecties maakt voor kleine modemerken.

Trendwatcher Lidewij Edelkoort voorspelde begin april in een uitzending van VPRO’s Tegenlicht een glorieuze toekomst voor dit soort ateliers. Volgens Edelkoort wordt de economische val na deze crisis zo groot dat we terechtkomen in een maatschappij die te vergelijken is met die van de jaren vijftig. Het feit dat voor het eerst in lange tijd de wereldwijde productielijnen stilliggen, zou volgens Edelkoort zomaar een positieve invloed op de modewereld kunnen hebben – die móét zichzelf nu wel opnieuw uitvinden.

Edelkoort is niet de enige die pleit voor een lokale aanpak. Ook een aantal partijen in de Tweede Kamer vindt dat Made in China weer Made in The Netherlands moet worden: CDA-fractievoorzitter Pieter Heerma diende op 28 mei een motie in waarin hij de regering verzoekt om de Denktank coronavirus op korte termijn om een advies te vragen over hoe reshoring (het terughalen van de productie uit lagelonenlanden naar Nederland) de lokale maakindustrie kan versterken.

© Modelogica 2020

Scroll naar boven