Nu aan het lezen
Made in Holland: het kan wél

Made in Holland: het kan wél

Modelogica-archief

Het kan en moet helemaal anders in de mode, vinden deze jonge ondernemers. Zelf zijn ze maar vast begonnen door alles dichtbij huis te houden: hun hele productie vindt plaats in Nederland.

Door: Bregje Lampe | Eerder gepubliceerd op 24 juli 2020 in Volkskrant magazine

Made in: Geuzenveld, Amsterdam

Anne Bosman (31) en Sanne Schepers (30) produceren in een galerijflat in Geuzenveld jaarlijks twee- tot drieduizend kledingstukken voor gerenommeerde merken.

Het is niet de meest voor de hand liggende plaats voor een kledingfabriek: een appartement op de tweede verdieping van een galerijflat in Geuzenveld aan de rand van Amsterdam. Anne Bosman en Sanne Schepers produceren hier onder normale omstandigheden jaarlijks zo’n twee- tot drieduizend kledingstukken. Ze hebben vijf naaimachines staan, plus een snijtafel, een bak vol restjes stof, een borduurmachine én een koffiezetapparaat.

Op drukke dagen zitten ze hier met vijf medewerkers, maar sinds de coronamaatregelen doen ze het meeste werk met z’n tweeën. De laatste HackedBy_x H&M-collectie, een collectie van Alexander van Slobbe en Francisco van Benthum, gemaakt van restmateriaal van H&M, is hier geproduceerd. Ook Matty Bovan, een jonge ontwerper uit Londen wiens punkerige kleding doet denken aan die van Vivienne Westwood, laat een deel van zijn collectie in Geuzenveld maken.

‘Helaas werden in maart al onze orders geannuleerd’, zegt Anne Bosman. ‘Toen zaten we wel even met onze handen in het haar. Nu zien we dat de vraag weer aantrekt. We zijn met verschillende partijen in gesprek. Sinds de coronacrisis beseffen steeds meer mensen hoe waardevol korte lijnen in een productieproces zijn. Nu we gedwongen worden om ons tempo te verlagen en minder te vliegen, is de stap naar lokale productie minder groot.’

Wat het kost om kleding in Geuzenveld te laten produceren? Dat hangt helemaal de vraag en de ontwerpkeuzes af, zeggen de ontwerpers. Als iets voor 50 euro in de winkel moet liggen – zoals de shirts uit de HackedBy_x H&M-collectie, die worden gemaakt van overgebleven T-shirts van eerdere H&M collecties – is het een kwestie van een paar naden stikken. Maar als een trui 900 euro mag kosten, zoals bij Matty Bovan, zorgen ze voor een chique voering, extra biesjes en meer bewerkelijke onderdelen. ‘We beginnen altijd met een sample, een proefstuk, en we klokken hoeveel tijd dat kost. Als we twintig stuks moeten maken, gaat het dertig procent sneller dan één exemplaar en dan wordt het productieproces dus goedkoper. Zo berekenen we een reële prijs.’

De afgelopen jaren hebben Schepers en Bosman volop data verzameld. Nu weten ze dat het maken van een mooie paspelzak – een zak die in een jasje of een broek is gestikt, met of zonder klep – gemiddeld 14 minuten kost. Maar het kan ook in 7 minuten, de goedkoopste variant wordt zelfs in 3 minuten gemaakt. Het maken van een simpele denimbroek kan binnen 3 uur. ‘Wij richten het productieproces altijd zo efficiënt mogelijk in. Dat kan: we snappen waarom een naad wel of niet nodig is voor een ontwerp’, zegt Schepers.

Schepers en Bosman, die ook privé een koppel zijn, studeerden in 2011 beiden cum laude af aan modeacademie ArtEZ. Schepers ging verder studeren aan het gerenommeerde l’Institut Français de la Mode in Parijs, Bosman koos voor Central Saint Martins in Londen, ook een vermaarde opleiding. Intussen kennen ze de internationale modewereld bijna net zo goed als Geuzenveld. Drie jaar geleden begonnen ze hun eigen merk: Schepers Bosman. Begin dit jaar gaven ze een presentatie in een showroom in Parijs. Volgend seizoen is hun kleding onder meer te koop bij Beams in Tokio, een warenhuis dat ook luxemerken als Jil Sander en Lemaire verkoopt.

‘Wij zien ons eigen merk als een visitekaartje. We halen letterlijk de binnenkant naar buiten en we gebruiken zoveel mogelijk opvallende stiksels en bijzondere afwerkingen om te laten zien hoe mooi de constructie van een kledingstuk kan zijn. Zo overtuigen we andere ontwerpers om hun kleding door ons te laten maken. We willen graag verder groeien met onze fabriek. Onze droom is om van Made in The Netherlands een kwaliteitskeurmerk te maken en een grote Schepers Bosman Factory te openen,’ zegt Schepers.

De twee vinden het jammer dat alle lof doorgaans naar de ontwerper gaat, terwijl het zeker zo moeilijk is om te zorgen dat een collectie eerlijk wordt gemaakt én op tijd én voor een redelijke prijs in de winkel ligt. Productiewerk, vinden Schepers en Bosman, is een mooi vak dat ten onrechte een slechte naam heeft gekregen. In de galerijflat in Geuzenveld werken ze onder normale omstandigheden net als in een grotere fabriek: niemand maakt een kledingstuk van begin tot eind, iedereen neemt een onderdeel voor zijn of haar rekening. Schepers: ‘Soms zit ik een hele dag alleen maar ritsen te maken. Of alleen maar splitten. Of paspelzakken. Je moet een knop kunnen omzetten om urenlang hetzelfde te doen. Maar productiewerk is óók prettig en meditatief werk.’


Made in Enschede

Communicatiewetenschapper Annemieke Koster (30) was nog nooit in een weverij geweest toen ze besloot er een te beginnen.

Toen Annemieke Koster (30) zes jaar geleden besloot om in Enschede haar eigen weverij te beginnen, was ze een pionier. Als ze op een verjaardag over haar bedrijfsplannen vertelde, werd ze vaak meewarig of op zijn minst verbaasd aangekeken. Waarom wilde ze proberen om de textielindustrie in Enschede nieuw leven in te blazen terwijl er prima fabrieken aan de andere kant van de wereld stonden die een stuk goedkoper waren? Nee, dan nú. Sinds iedereen weet dat de omstandigheden in veel van die fabrieken verre van prima zijn, kan Koster op steeds meer bijval rekenen.

Koster levert onder meer modetextiel aan Dutch Spirit, een Nederlandse producent van maatpakken die kiest voor lokaal produceren omdat het merk zo duurzaam mogelijk wil zijn. Maar haar grootste en trouwste klanten zijn interieurbedrijven. Een paar maanden geleden, nog voor de coronacrisis, werd ze door Gispen benaderd om stof te leveren voor de herinrichting van de kantoren van ABN Amro. Begin februari presenteerde ze tijdens Object Rotterdam een stoffencollectie in samenwerking met textielontwerper Roos Soetekouw. Op dit moment zet ze haar netwerk en kennis van lokale en sociale ondernemers in om de productie van beschermende jassen voor de zorg bij Nederlandse ateliers te coördineren.

‘Ik was nog nooit in een weverij geweest toen ik besloot om er een te beginnen. Als ik er langer over had nagedacht, had ik vast mijn baan als onlinemarketeer gehouden. Maar na de ramp in Rana Plaza (in de textielfabriek in Bangladesh kwamen in 2013 elfhonderd laagbetaalde textielwerkers om, red) wilde ik iets doen aan de misstanden in de textielindustrie: een positief tegengeluid laten horen in de discussie over arbeidsomstandigheden. Omdat ik níet het zoveelste duurzame modelabel wilde beginnen, besloot ik me te concentreren op de stof. Daar begint het immers mee’, zegt Koster.

Ze houdt sinds 2013 kantoor in een bijgebouw op het terrein van A.C. ter Kuile, de enige weverij in Enschede, gespecialiseerd in tussenvoeringstoffen. Rond 1900 was Enschede met meer dan dertig weverijen het belangrijkste centrum voor textielproductie in Nederland. Onder druk van de toenemende globalisering is de textielindustrie uit de stad verdwenen: sinds de jaren zestig is er vrijwel niets meer van over. ‘Ik ben trots op het lokale textielverleden en met mijn bedrijf wil ik Enschede weer op de kaart zetten als textielstad. Ik heb geluk gehad: toen ik de directeur van A.C. ter Kuile benaderde met mijn plannen, kreeg ik van hem de kans om te oefenen op zijn weefmachines terwijl ik eigenlijk een concurrent-in-spé was.’

Ze studeerde Communicatiewetenschap aan de Universiteit Twente en heeft het vak geleerd van een handvol gepensioneerde wevers uit de buurt. Ze zocht contact met deze wevers, die enthousiast reageerden en haar hebben geholpen bij het klaarmaken van haar eerste eigen machines. Vier jaar geleden schafte ze zelf twee schietspoelgetouwen aan: machines van ruim 1.500 kilo per stuk uit 1972 en 1973, van Zwitserse makelij. Koster laat ze trots zien.

‘Ik gebruik zoveel mogelijk lokale en gerecyclede garens, daarvoor werk ik onder meer samen met textielsorteerders en vervezelaars zoals Frankenhuis in Haaksbergen. Vorig jaar is ze met zes regionale partijen stichting TexPlus gestart, die circulair textiel naar een hoger plan wil tillen. Het is nu nog niet mogelijk om modetextiel te maken van honderd procent gerecyclede garens. De vezels breken als ik ze te dun laat spinnen. Het hoogste recyclepercentage dat ik nu kan maken voor modestoffen is 78 procent. Dat is vrij veel. De meeste stoffen die als gerecycled worden verkocht, bestaan voor minder dan de helft uit gerecycled garen.’

Vanuit haar webwinkel verkoopt ze stoffen aan particulieren en kleine modebedrijven, vanaf 15 euro per meter. Maar ze werkt voornamelijk op aanvraag. Zo kan ze eerst kan overleggen over kleur en dikte én maakt ze precies wat nodig is – er is al genoeg overschot in de textielindustrie. Ja, textiel laten maken in Enschede is duurder dan het bestellen bij een fabriek ver weg. ‘Maar je kunt bij ons al vanaf één meter bestellen, je hebt direct contact met de fabriek én je hoeft niet op en neer te vliegen. Dat vliegen was altijd vanzelfsprekend. Dat is veranderd, en ik ben ervan overtuigd dat de veranderingen die nu in gang zijn gezet op termijn voor grote verschuivingen gaan zorgen.’

Als het om flinke hoeveelheden gaat, wordt het prijsverschil met andere producenten kleiner benadrukt Koster. Want de meeste kosten zitten in het opstarten van de machines: het kost veel tijd om de machines juist in te stellen en de klossen met garen goed te installeren. ‘Bij orders van zo’n tienduizend meter kan ik concurreren met Azië. Maar in de mode is de omloopsnelheid nogal hoog. Dáárom bestellen veel grote modemerken liever kant en klare stoffen dan dat ze speciaal iets laten maken. Het zou fijn zijn als de modewereld de obsessie met nieuw en meer en snel loslaat.’


Made in: de Bijlmer, Amsterdam

Modeprofessional Naz Kawan (27) wist één ding zeker: het is niet logisch om onze kleren aan de andere kant van de wereld te laten maken.

‘Ik ben ervan overtuigd dat de coronacrisis op termijn voor grote verschuivingen gaat zorgen in de modewereld’, zegt Naz Kawan. ‘Het is gewoon niet logisch om onze kleding aan de andere kant van de wereld te laten maken. Het kan ook hier. En dat hoeft niet schreeuwend duur te zijn. Wij kunnen een basic T-shirt leveren voor ongeveer vijftien euro. Maar dat moet je wel minimaal honderd stuks afnemen.’ Kawan is een van de drijvende krachten achter A Beautiful Mess, een kledingproducent in de voormalige Bijlmerbajes in Amsterdam Zuid-Oost. Ook begon ze onlangs met drie andere ondernemers de Mondmaskerfabriek.

Kawan kwam op vierjarige leeftijd uit Erbil, Irak met haar moeder en zusje naar Nederland en werkt nu samen met vluchtelingen aan de productie van kleding voor hippe Amsterdamse merken als Patta, Bonne Suits en Ace & Tate én voor grote bedrijven als Booking en woningcorporatie Rochdale. Ze heeft A Beautiful Mess samen met Fleur Bakker (47) opgericht. Bakker is ook oprichter van The Refugee Company, een stichting die vluchtelingen begeleidt bij het opbouwen van een nieuw leven hier en die het zogenaamde ‘re-start’ programma van A Beautiful Mess ondersteunt.

‘Afgelopen jaar hebben 25 trainees meegedaan aan ons programma en er zijn net tien trainees bijgekomen’, zegt Kawan. ‘We hebben intussen ook vier medewerkers in vaste dienst. Ik spreek de mensen met wie ik werk nooit aan op hun vluchtelingenstatus, ik spreek ze aan op hun vakmanschap. Dat is een belangrijk verschil: wij leveren niet alleen een mooi verhaal, we leveren vooral een goed product. Als we dat niet zouden doen, zouden grote bedrijven zoals Booking en Ace & Tate echt niet voor ons kiezen.’

Kawan begon na de middelbare school met een studie aan het Amsterdam Fashion Institute (Amfi). In eerste instantie droomde ze van een carrière als ontwerper, totdat ze besefte dat er veel mis is met de manier waarop veel kleding wordt gemaakt. Ze besloot dat het haar niet zozeer om de esthetische kant ging: ze wilde de industrie veranderen. Ze schreef zich in voor een studie bedrijfseconomie, om meer zicht te krijgen op de commerciële kant van de modewereld.

‘Ik vind dat bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om veranderingen door te voeren. Toen ik tijdens mijn studie in contact kwam met Fleur van The Refugee Company besloot ik om te onderzoeken of we de vaardigheden van kleermakers uit vluchtelingenlanden konden combineren met een van de grote uitdagingen die we hier hebben, namelijk het verduurzamen van de maakindustrie. Zo is deze plek ontstaan. Hier krijgen de makers het podium dat ze verdienen en wordt hun vakmanschap nieuw leven in geblazen.’

Zo heeft A Beautiful Mess hier in Amsterdam Zuid-Oost de collectie van Daniëlle Cathari geproduceerd, een jonge Nederlandse ontwerper die ook meedeed aan de laatste editie van Amsterdam Fashion Week in maart. Ook de poppenkleren die Patta maakte voor een pop van het Amsterdamse poppenmerk Coloured Goodies, eind vorig jaar gepresenteerd in een tijdelijke Patta-winkel in New York, werden hier gemaakt. De eerste opdrachtgever van Kawan was Philips; voor het elektronicabedrijf maakte ze tassen die werden uitgedeeld tijdens evenementen.

‘We werken bewust niet alleen voor modemerken: we willen het liefst producten maken waar een bewezen vraag naar is. Zo hebben we een paar jaar geleden voor woningcorporatie Rochdale in acht weken tijd bijna vijfhonderd gordijnen gemaakt voor een nieuwbouwcomplex in Sciencepark in Amsterdam. Dat was een doorbraak. Met dat project konden we bewijzen dat het mogelijk is binnen een redelijke tijd en voor een redelijke prijs iets lokaal te laten maken,’ zegt Kawan.

Op dit moment werkt A Beautiful Mess op halve kracht vanwege de coronamaatregelen. Zo kunnen medewerkers anderhalve meter afstand van elkaar houden. Ze zijn onder meer bezig met een circulaire collectie in opdracht van een bekend modemerk. Onlangs maakten ze tassen van oude banners uit de winkels van Ace & Tate. Hoe komt Kawan bij die grote partijen aan tafel? ‘Bedrijven weten ons steeds beter te vinden omdat ze beginnen te beseffen dat de prijs op lange termijn hoger is als ze blijven werken zoals ze nu doen. Simpel gesteld vinden ze ons omdat ze weten dat ze iets moeten met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen die zijn opgesteld door de VN. En wij faciliteren dat.’

Meer Nederlandse productie ateliers

Kleinschalige ateliers die lokaal produceren zijn in opmars in Nederland. De mensen erachter zijn ervan overtuigd dat het produceren van kleding anders kan én moet. Zo begon econoom Ytha Kempkes twee jaar geleden de coöperatie Atelier Made Here op de Zeeburgerdijk in Amsterdam. In Arnhem runnen Sjaak Hullekes en zijn vriend Sebastiaan Kramer Studio Ryn, een productiebedrijf dat collecties maakt voor kleine modemerken.

Trendwatcher Lidewij Edelkoort voorspelde begin april in een uitzending van VPRO’s Tegenlicht een glorieuze toekomst voor dit soort ateliers. Volgens Edelkoort wordt de economische val na deze crisis zo groot dat we terechtkomen in een maatschappij die te vergelijken is met die van de jaren vijftig. Het feit dat voor het eerst in lange tijd de wereldwijde productielijnen stilliggen, zou volgens Edelkoort zomaar een positieve invloed op de modewereld kunnen hebben – die móét zichzelf nu wel opnieuw uitvinden.

Edelkoort is niet de enige die pleit voor een lokale aanpak. Ook een aantal partijen in de Tweede Kamer vindt dat Made in China weer Made in The Netherlands moet worden: CDA-fractievoorzitter Pieter Heerma diende op 28 mei een motie in waarin hij de regering verzoekt om de Denktank coronavirus op korte termijn om een advies te vragen over hoe reshoring (het terughalen van de productie uit lagelonenlanden naar Nederland) de lokale maakindustrie kan versterken.

Bekijk reacties (0)

Reageer

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

© Modelogica 2020

Scroll naar boven