Drie initiatieven die de dominante modelogica bevragen.
Door: Bregje Lampe | Nieuwsbrief verstuurd op donderdag 21 juli 2022
Een.
‘Laatkapitalisme plus een ondoorzichtige productieketen plus een gebrek aan aandacht voor de maker, dat is een giftige cocktail. Ik wil laten zien dat het anders kan,’ zegt Xander Slager. Samen met Nelleke Wegdam runt hij het kledingmerk New Optimist, met een kleine winkel in Amsterdam West en een behoorlijk atelier in Zaandam. Binnenkort sluit het atelier in Zaandam en opent een productie-atelier in een oud schoolgebouw in Amsterdam-West; daar zit dan alles onder één dak.
Lokaal? Check. Sociaal? Check. De kleding wordt geproduceerd door professionals met betaalde banen in Amsterdam (en dus niet door een handvol slecht betaalde stagiaires of onderbetaalde makers in een ver land). Circulair? Check. Stoffen en garens van gerecycled en biologisch katoen, milieuvriendelijk gekleurd. Maar Slager en Wegdam worstelden met de vraag hoe ze deze aanpak konden bestendigen. Want hoe garanderen ze dat ook op termijn winstmaximalisatie het niet overneemt van het voornemen om systemische verandering in de industrie teweeg te brengen?
Ze vonden het antwoord in een bedrijfsmodel dat nog nauwelijks wordt toegepast in de mode: steward ownership. De aandelen worden ondergebracht in een stichting die de missie van het bedrijf bewaakt én investeerders en oprichters krijgen vooraf een vastgesteld maximaal winstrecht over hun aandelen. Zodra de winst is uitgekeerd, vervallen de rechten van investeerders en is het bedrijf weer ‘van zichzelf’. Meedoen? Check deze crowdfunding. (Full disclosure: ik ben ook een beetje steward sinds 08-07-2022 #putyourmoneywhereyourmouthis).
Last but not least: New Optimist maakt gewoon lekkere kleren. Op dit moment zijn dat vooral sweaters, T-shirts en hoodies. Casual kleding dus, die doet het goed in Nederland. Kijk maar naar lokale spelers zoals Daily Paper, Patta, Bonne Suits en Olaf, die zijn de afgelopen jaren flink gegroeid. ‘Mode begint met goed design. We kunnen nog zo’n sympathieke missie hebben, als niemand onze kleding aan wil trekken, hebben we geen bestaansrecht,’ aldus Slager.
Twee.
Nog een sympathiek lokaal initiatief: het United Repair Centre in de Hallen, ook in Amsterdam-West. Een paar maanden geleden was ik moderator van een gesprek tussen de initiatiefnemers en professionals uit het bedrijfsleven die twijfelden over deelname aan dit initiatief (het repareren van kleding is kostbaar en levert weinig op). Thami Schweichler, een van de drijvende krachten achter het reparatiecentrum, is net zo gedreven als Slager als het gaat om systemische verandering in de mode.
En net zo ondernemend. Hij begon in 2016 met de stichting Makers Unite, een sociale onderneming die professionele kansen biedt aan statushouders en produceert voor merken als CharlyMary en Filling Pieces. Het United Repair Centre is een spin-off van Makers Unite; ook het Amsterdam Economic Board en Patagonia waren betrokken bij de oprichting. ‘Repareren is het nieuwe cool, zoals vegetariër zijn dat tien jaar geleden was,’ zegt Schweichler.
Willem Swager, financieel en operationeel directeur van Patagonia in Europa, onderstreept dat. In Amerika heeft het repareren bij Patagonia al een flinke vlucht genomen: binnen een jaar steeg het aantal reparaties met veertig procent, naar dertienduizend. Reparaties, vindt Swager, zouden niet alleen als kostenpost weggezet moeten worden. ‘Het is ook een uniek contactmoment met de klant.’ De reparatie als marketing opportunity; dat is dus branding anno 2022. ‘Merken moeten wel meebewegen, want consumenten stellen steeds meer eisen.’
Swager wil de komende jaren ‘gas geven’ op reparaties en hoopt dat meer merken gaan samenwerken met het United Repair Centre. Het Amsterdamse kledingmerk Scotch & Soda is al aangehaakt en biedt sinds kort een reparatieservice voor denim. Op dit moment werken er twaalf kleermakers in De Hallen. Dat moeten er meer dan honderd worden; Schweichler is al op zoek naar een grotere locatie. Swager: ‘Het United Repair Centre is een voorbeeld voor steden als Berlijn en Milaan, waar Patagonia ook actief is én voor bedrijven die het aanbieden van reparatie nu nog een spannend concept vinden.’
Drie.
Een initiatief dat (helaas) niet meer te bezoeken is: de State of Fashion Biënnale in Arnhem, een evenement dat altijd een goed beeld geeft van de stand van zaken in voorhoede van de modewereld. Ook hier ging het over de (vaak verziekte) relatie tussen het productieproces van mode en de drager ervan. ‘Ways of Caring’ was de titel van deze editie, die door Nathalie Wouters in NRC met recht ‘de meest activistische editie ooit’ werd genoemd.
En de meest toegankelijke: met activiteiten en exposities op verschillende locaties in de binnenstad, in plaats van in de Melkfabriek aan de rand van de stad. Het evenement trok dit jaar 38 duizend bezoekers in vijf weken. Volgens De Gelderlander werd de Arnhemse binnenstad in totaal in juni door ruim zevenhonderdduizend mensen bezocht; zelfs liefhebbers uit Antwerpen wisten de provinciestad te vinden.
Het meest indrukwekkende dat ik zag? De installatie ‘Bodies that make, bodies that consume’, zelden zag ik de menselijkheid die in kleding zit zo treffend verbeeldt. Het werk is gemaakt door Santiago Útima (Colombia), Siviwe James (Zuid-Afrika) en Widi Asari en Riyadhus Shalihin (Indonesië). Drie lange rekken met dezelfde kleding van dezelfde stof, geketend aan de rekken zoals arbeiders in de fabriek. Op de etiketten het verhaal van de makers. Zoals dat van James, die verhaalt over haar ervaringen in een CMT (Cut Make Trim, jargon voor een fabriek) in Zuid-Afrika.
En dan nog even dit:
- Eindelijk een artikel waarin de gebrekkige logica achter sustainable fashion wordt geadresseerd. Vanessa Friedman legt hier haarfijn uit dat sustainable fashion een contradictie in terminus is omdat duurzaamheid over de lange termijn gaat terwijl mode over verandering van tijdgeest en de ontwikkeling van identiteit gaat. Zij stelt de term responsible fashion voor. Beter toch.
Ik citeer even: ‘It may sound semantic, but it is the difference between an end goal that appears impossibly, perhaps discouragingly, out of reach, and the process of at least trying to get there: step by step, increment by increment, decision by decision.’
- Nora Veerman schreef een fijn artikel voor de Volkskrant over de expositie Africa Fashion in het Victoria en Albert Museum in London, die ook – onder meer – besproken werd door Alexander Fury in The Financial Times. Veerman legt helder uit hoeveel verschil één letter kan maken en waarom de expositie Africa Fashion en niet African Fashion heet. ‘Het is een combinatie van twee zelfstandige naamwoorden die wel in verhouding staan tot elkaar, maar waarvan het een het ander niet bepaalt.’
- Een van mijn winterjassen hangt al een paar maanden in een museum. Serieus. Als onderdeel van de expositie ‘Fashion Week: a new era’ in het Fashion for Good Museum. Hoe dat zo komt? Ik kreeg van curator Alyxandra Westwood de vraag of ik een voorwerp wilde leveren dat fashion week voor mij symboliseerde.
Ik koos een winterjas die ik in januari 2013 op de Parijse catwalk zag, die ik een paar maanden later kocht in Antwerpen en die ik jarenlang meenam als ik voor de krant verslag deed van modeweken in Parijs en Milaan. Met zo’n chique jas voelde ik me wat meer op mijn gemak tussen de zorgvuldig gestylde mode jetset.
Ik had als verslaggever weleens het gevoel dat Hans den Hartog Jager treffend beschrijft in dit artikel over Art Basel: ‘het is moeilijk een plek in de wereld te vinden waar zoveel privilege, witheid en rijkdom bij elkaar komt…’. In mijn hometown Zandvoort doet deze jas het trouwens ook goed in de winter.